Begin jaren zeventig kreeg Theo van de Vathorst de opdracht een bronsplastiek te ontwerpen voor de Johannesschool aan de Pagodedreef in Overvecht-Noord. De straten in dit deel van de wijk zijn vernoemd naar plaatsen in het Verre Oosten. Hierin vond Van de Vathorst de aanleiding voor het onderwerp van zijn beeld: het sprookje van de Chinese nachtegaal van H.C. Andersen.
De nachtegaal heeft een gouden keeltje en wordt hofzanger van de keizer. Maar als de keizer op een dag een rijk versierde, mechanische zangvogel krijgt, voelt de nachtegaal zich in de steek gelaten en vliegt weg. Al gauw gaat de nepvogel stuk. De keizer wordt ziek en dreigt te sterven. Gelukkig keert de nachtegaal terug, waarop de keizer herstelt en de vogel zijn belangrijkste raadgever wordt.
Van de Vathorst heeft de keizer afgebeeld in al zijn waardigheid: met zijn hand rustend op zijn dikke, vooruitstekende buik. Het belangrijkste aspect van het beeld is echter de subtiele communicatie tussen de keizer en de vogel die hij in zijn linkerhand houdt. Beeldhouwkunst gaat volgens Van de Vathorst over het uitbeelden van het cruciale moment in een verhaal. Niet de diepgang of een nobele visie doet ertoe in zijn kunst, maar de vorm waarin het verhaal wordt verteld. Dit beeld is daarvan een sprekend voorbeeld.
In 1986 werd de sculptuur verplaatst naar het nabijgelegen Sjanghaipark.