In 1826 moesten de middeleeuwse stadskastelen Lichtenberg en Hasenberg wijken voor het nieuwe stadhuis, gebouwd naar ontwerp van stadsarchitect Johannes van Embden. Het uiterlijk van het gebouw wordt bepaald door de neoclassicistische gevel.
Het iets uitstekende fronton van de voorgevel rust op vier dorische zuilen. Pas in 1957 werd het timpaan gevuld met een imposant hoogreliëf. De allegorische beeldengroep symboliseert de functies van het gemeentebestuur: gerechtigheid, waakzaamheid, gezag, beleid en geloof. De symboliek van de figuren wordt verduidelijkt door de attributen die zij in hun hand houden, respectievelijk een zwaard en een weegschaal, een haan, een scepter en het wapen van Utrecht, een slang en palmtakken, en een kruis en een boek met sleutels.
De beeldengroep behoort tot het vroege werk van Pieter d’Hont, en kwam tussen 1953 en 1957 tot stand. Het strakke, ingetogen karakter van de beelden verraadt de invloed van zijn leermeester Jan Bronner. De kunstenaar dacht aan zijn hoogtevrees te kunnen ontsnappen door het reliëf in atelier Manenburg te maken. Toch ontkwam hij niet aan het bestijgen van een twintig meter hoge steiger om de laatste hand te leggen aan zijn werk. Na enkele nachtelijke oefeningen dichtte hij in 1957 nog wat naden, omgeven door een stellage die volledig met stof was ingepakt zodat hij de afgrond niet zou zien.
Hier vind u een video van de onthulling van de beeldengroep op het Stadhuis in 1957.