Leden van de Adviescommissie voor Beeldende Kunst gaan in juli 1958 op atelierbezoek bij Van der Pant in Amsterdam, omdat ze voor het winkelcentrum Hoograven de aankoop overwegen van een bronzen giraf. Maar het beeld blijkt naar verhouding veel te klein voor het plein waarop het geplaatst zou moeten worden. Het werkje wordt wel geschikt bevonden voor plaatsing in het Julianapark dat, als onderdeel van een grootschalig renovatieplan in Zuilen, verfraaiing met kunstwerken verdient. In 1959 wordt het werk daar geplaatst op een nieuwe, door de kunstenaar aangeleverde sokkel van muschelkalksteen.
Theresia van der Pant volgde haar opleiding aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam en kreeg begin jaren vijftig les van Oscar Jespers in Brussel. Zij wordt gerekend tot de tweede generatie van de ‘Groep van de figuratieve abstractie’, kortweg 'De Groep' genaamd, waartoe onder anderen Mari Andriessen, Charlotte van Pallandt en Piet Esser behoorden. Vaak vormden dierfiguren onderwerp van haar werk, waarbij het Van der Pant ging om uitdrukking te geven aan ‘het wezen’ van het dier. Haar werk was te zien op beeldententoonstellingen in Park Sonsbeek te Arnhem en het park Middelheim in Antwerpen.